Schiphel

Mind your step”… Mind your step”… Vanaf het ‘Wooden shoes’ gedeelte van de parkeergarage vervoerden rollende trottoirs ons langzaam maar zeker naar de vertrekhal van onze nationale luchthaven. We werden op de voet gevolgd door een tweetal volgepropte koffers op versleten wieltjes, met daarin genoeg kleding om onze tweeweekse huwelijksreis naar Rome te overbruggen. De welverdiende wittebroodsvakantie moest de kers op onze bruidstaart worden en we hadden er zin in. Nog wel…

In strijd met de tendens om complete hutkoffers als handbagage mee aan boord te slepen, besloten we onze hardplastic reisgenoten in te checken als ruimbagage. Anno 2005 deed je dat nog niet met een Pacman-achtig zelfbedieningsapparaat dat op jouw teken je koffer opeet, maar moest je je vervoegen bij zogenoemde “Baggage Drop Off Points” die werden bemand door grondpersoneel dat toepasselijkerwijs niet uit hoogvliegers bestond.

Vol goede moed sloten we aan bij de kortste rij die uiteindelijk gepaard bleek te gaan met de langste wachttijd. Toen we na ruim twintig minuten tot eerstvolgende klant waren gepromoveerd, besloot de dienstdoende grondsteward dat het een mooi moment was voor een koffiepauze. Doodleuk werden we door deze Baggage Droplul verzocht achteraan te sluiten bij één van de andere balies, waar we opnieuw twintig minuten konden wachten tot onze bagage eindelijk was ingecheckt. Vooruitlopend op de vlucht was onze bloeddruk toen al tot grote hoogte gestegen.

Na een uitgebreide vleeskeuring door een stoïcijnse douanebeambte resteerden er nog honderd lange minuten voordat onze vlucht volgens dienstregeling zou vertrekken. Om de tijd te doden streken we neer op een terrasje en bestelden voor het luttele bedrag van acht euro twee kopjes koffie. Het brouwsel bleek van glazuurvernietigende sterkte en dus uitermate laxerend. Gelukkig zijn er voldoende openbare toiletten op Schiphol. Jammer alleen dat uitgerekend het dichtstbijzijnde toilettencomplex werd schoongemaakt op het moment dat ik met onomkeerbare aandrang probeerde mijn sluitspier te laten doen waar hij naar vernoemd is. Hierdoor moest ik noodgedwongen met samengeknepen kadetten het vliegveld afstruinen op zoek naar een toegankelijk toilet, waar ik uiteindelijk nét te laat arriveerde.

Na wat geklooi met papieren handdoekjes verliet ik het toiletgebouw en besloten we een rondje taxfree te doen. Op Schiphol zijn immers diverse winkels voorhanden, van tabakszaken waar verstokte rokers hun geneugten op grote schaal kunnen inkopen (niet wetende dat er in hun land van bestemming sinds kort een volledig rookverbod van kracht is), tot elektronicawinkels waar verzekeringsfraudeurs alvast een voorschot kunnen nemen op de gefingeerde diefstallen van hun videocamera’s.

Na een half uur hadden we alle geëtaleerde meuk wel zo’n beetje gezien en resteerde er nog ongeveer een uur tot ‘boarding time’. De verveling ging ons parten spelen en Schiphol veranderde stukje bij beetje in een Schiphel. Als zombies doolden we doelloos rond tussen passanten die met regelmaat van de klok onze tenen amputeerden met bagagetrolleys vol handbagage in hutkoffervermomming.

Plots hoorden we onze namen door de luidsprekers schallen met het verzoek ons zo spoedig mogelijk te melden bij de gate. Verwonderd over deze persoonlijke VIP behandeling gaven we acte de présence bij de dienstdoende grondstewardess. Met een schijnvriendelijkheid die haar tijdens een communicatiecursus was aangeleerd, vertelde ze dat er sprake was van een probleempje: “Het vliegtuig is helaas kleiner dan gepland”. Mijn wedervraag of ze het ding misschien te heet hadden gewassen paste niet in de ingestudeerde gesprekslijnen en veroorzaakte lichte paniek in de ogen van de jongedame. Toch liet zij zich niet van de wijs brengen en vervolgde haar relaas. “Omdat u minder heeft betaald dan de overige passagiers, kunt u helaas niet mee met deze vlucht”. Een geforceerde tandpastaglimlach moest daarbij voorkomen dat we haar aan haar sjaaltje over de balie zouden trekken; bijna tevergeefs.

We lieten de blonde schone haar met moeite ingestudeerde volzinnen over ons uitstorten. Excuses waren er in overvloed, maar van een oplossing ontbrak ieder spoor. Met een aanhoudende grijns die me plaatsvervangende kaakkramp bezorgde nam ze onze boarding passes in beslag en vernietigde ze ter plekke. Er zat niets anders op dan plaats te nemen in de troosteloze wachtruimte en toe te kijken hoe de andere passagiers wél mochten boarden.

Onze honeymoon leek uit te gaan draaien op een gruwelijksreis. Terwijl zich in onze hoofden allerlei doemscenario’s afspeelden, kropen de minuten voorbij aan de wijzerplaat van mijn zojuist in een opwelling gekochte horloge, voorzien van een afbeelding van een vliegtuig waar we op dat moment liever in hadden gezeten.

Ineens kreeg onze ontluikende nachtmerrie toch nog een onverwachte wending. De grondstewardess kwam ons met een extra grote glimlach vertellen dat er twee reserveplaatsen beschikbaar waren waardoor we toch met de vlucht mee konden. We toonden ons verheugd door het goede nieuws, al stemde de term ‘reserveplaatsen’ ons een beetje onzeker. In gedachten zag ik ons elk vastgetapet aan één van de vleugels, of gezeteld op de provisorische klapstoeltjes naast de stewardessen. “Cabin crew and spare passengers, prepare for takeoff…”.

Met onze reserveplaatsbewijzen in de hand liepen we door de vliegtuigslurf naar de Boeing 737 die ons hopelijk heelhuids naar de plaats van bestemming zou brengen. Naast de gebruikelijke zwarte doos bleek het toestel ook te zijn uitgerust met een aantal blonde exemplaren, die ons welkom heetten bij de ingang. Hun gebleekte tanden deden het gebit van de grondstewardess onherroepelijk vergeten; zo’n stralend wit resultaat durven zelfs wasmiddelenfabrikanten niet te beloven in hun reclames.

Al schuifelend door het gangpad werd onze weg plots geblokkeerd door een gezin waarvan ik het verenigd IQ inschatte op dat van Bonnie St. Claire en dat qua gemeenschappelijk postuur wel een lijnvlucht kon gebruiken. De pater familias was verwikkeld in een poging om zijn handbagage met de afmetingen van een klein model olifant te herbergen in het bagagevak boven zijn stoel. Zelfs mensen met een beperkt ruimtelijk inzicht (lees: vrouwen) hadden kunnen voorzien dat dit niet ging passen. Desondanks probeerde de man zijn gezin te imponeren door dit varkentje wel even een wasbeurt te geven. Koffer erin, schuiven, aanduwen, tegenhouden, klep dichtdrukken en… zoals verwacht zwichtte de klep onder de grote tegendruk en floepte weer open. Na het mompelen van een krachtterm ondernam de man een tweede poging. Koffer erin, schuiven, aanduwen, tegenhouden, klep dichtdrukken en… ditmaal belandde het ding met een anti peristaltische beweging bovenop het hoofd van zijn eigenaar, gevolgd door een luidkeelse uiting van een indrukwekkend breed scala aan terminale ziektes en godslasteringen.

Na vijf minuten lang getuige te zijn geweest van gehannes en gevloek, greep een zichtbaar geïrriteerde stewardess in door de gewraakte koffer in beslag te nemen en hem alsnog te verbannen naar het laadruim. Na wat onderling gesteggel over wie er naast het raampje mocht zitten, maakte het gezin het gangpad vrij en konden we eindelijk plaatsnemen in de stoelen achter hen.

Toen de stewardessen met een slechte mimevoorstelling de veiligheidsinstructies hadden geïllustreerd, was het toestel ‘ready for takeoff’. Het opstijgen ging gepaard met dichtzittende oren, wat geen overbodige luxe was in verband met een blèrende baby drie rijen verderop. Ik spuugde gauw mijn kauwgum uit in de hoop het rustgevende effect zo lang mogelijk te rekken, maar niettemin schoot mijn gehoorgang al snel weer open zodat ik me met volle teugen kon ergeren aan de krijsende koter.

Du moment dat de ‘fasten your seatbelts’ lampjes waren gedoofd besloot mijn voorbuurman, meneer St. Claire zelve, zijn stoel in een relaxfauteuil om te toveren. Dat ik daardoor minder bewegingsvrijheid overhield dan een assistente van David Copperfield tijdens een doorzaagtruc, liet hem kennelijk kouder dan de buitentemperatuur op de hoogte waar we ons bevonden. Het geven van een subtiele hint door me met volle kracht schrap te zetten tegen zijn rugleuning, had niet het beoogde effect; meneer St. Claire voelde zich de koning te rijk en was niet voornemens om zijn stoel terug te brengen in ‘an upright position’ voordat de landing werd ingezet.

De oncomfortabele vlucht die volgde, verliep rustig. Er meldden zich geen kapers, de piloot werd niet buitengesloten uit de cockpit en onze kotszakken bleven onbenut. Na een twee uur durende reis die evenzoveel etmalen leek te bestrijken, landde het vliegtuig onder luid applaus van de familie St. Claire op de plaats van bestemming. Onze vakantie kon beginnen!

De gedachte dat we twee weken later weer terug moesten vliegen probeerden we nog even te verdringen. Het zou onze huwelijksreis alleen maar verpesten.

 

 

 

 

Beoordeel deze column