Quasi nonchalant plof ik neer op de bank in de huiselijk aandoende wachtkamer. Rustend tegen de armleuningen liggen roze kussentjes in de vorm van misplaatst lachende monden met onnatuurlijk witte tanden. Het verschoten leer voelt kil aan en verraadt dat mijn voorganger al langere tijd in de martelkamer aanwezig is. Snerpende geluiden van een niets ontziende tandartsboor gaan door merg en been; niet in de laatste plaats omdat ik me realiseer dat ik dadelijk ten prooi zal vallen aan hetzelfde folterwerktuig.
Een misselijkmakende kruidnagelgeur penetreert mijn neusgaten. Ik probeer mijn gedachten te verzetten en kijk om me heen. Vanaf de bank heb ik zicht op een manshoge fotovergroting van de zeilboot waarin ik financieel gezien een meerderheidsbelang heb opgebouwd de laatste jaren. Op de achtersteven staat iemand met het signalement van mijn tandarts in vrijetijdskleding, die druk bezig is met gijpen, laveren of verrichten van een andere avontuurlijke handeling uit het zeiljargon.
Even abrupt als ongelegen word ik binnengeroepen door de tandartsassistente, die vandaag wat nors uit haar ogen kijkt. Wat nou altijd lente? Het horen van mijn naam doet me sidderen alsof ik al likkend aan een elektrische vliegenmepper tegen schrikdraad sta te pissen. In luttele seconden beraam ik een vluchtplan, maar realiseer me dat het gebrek aan een parate vluchtauto de uitvoerbaarheid zal bemoeilijken en kies eieren voor mijn geld.
Weifelend betreed ik de behandelkamer en neem plaats in de tandartsstoel, die nog klam aanvoelt van het angstzweet van mijn voorganger. De armleuningen zijn getekend door zich schrap zettende nagels en ik meen bloedspetters op de muren te ontwaren alsof ik in een kill room van Dexter ben beland. Op het plafond hangt een afdruk van een werk van Escher ter afleiding van de horrorpraktijken die op de patiënten worden botgevierd. Helaas hangt hij net iets te ver naar achteren waardoor hij alleen middels nekverrekking bekeken kan worden. Tot zover het entertainment dus.
De tandarts staart verstrooid naar zijn computerscherm en rammelt wat op zijn toetsenbord. ‘Eens even kijken, een uitgesleten vulling vervangen en een verstandskies trekken,’ concludeert hij met ontluikende pretoogjes, terwijl hij poogt een sadistisch glimlachje te onderdrukken. Stamelend breng ik protest uit. Bij mijn weten wordt vandaag alleen mijn vulling vervangen en zou voor de verstandskies een aparte afspraak worden ingepland. Ik krijg bijval van de assistente die de tandarts attendeert op zijn overenthousiasme. Hij ontwaakt uit zijn demonische trance en gaat overstag, zoals het een watersporter betaamt. Vandaag alleen de vulling vervangen is de consensus.
‘Wilt u een verdoving?’ hoor ik de tandarts vragen. ‘Nee hoor, ik heb al een gehoorprobleem,’ reageer ik gevat. Hij kan er niet om lachen. Ik besluit hem zijn anesthetische gang te laten gaan. Als een babyvogeltje dat wacht op zijn gewurmde moeder sper ik mijn snavel wijd open in afwachting van de verlammende injectie die komen gaat. Het is alweer een tijdje geleden dat ik een plaatselijke verdoving heb gekregen; zó lang dat de herinnering veilig vastgeketend ligt in een afgelegen kerker in mijn hersenpan. Maar al snel komt daar verandering in. Zodra de naald zich door mijn wangslijmvlies boort, weet de gedachtenis zichzelf als Houdini uit haar benarde situatie te bevrijden en zich prominent te nestelen op mijn netvlies. Nu weet ik het weer. Allejezus wat een pijn doet dat!
De verdoving blijkt even effectief als pijnlijk. Binnen enkele minuten is mijn mond zo gevoelloos als Johan Derksen en begint de tandarts er ongegeneerd in te wroeten als een gynaecoloog in een zwangere vrouw. Na wat gehark en geschoffel in mijn ivoren gemeenteplantsoen wordt een soort bankschroef tussen mijn kaken geplaatst en volgt een langdurig geluid dat ik herken uit de wachtkamer, maar dan vele malen harder.
Na een paar minuten volgt het verlossende woord. ‘Klaar.’ Er rest alleen nog een controle of mijn gebit goed sluit. ‘Even de kiezen op elkaar alstublieft,’ zegt tandartslief doodleuk. Kiezen op elkaar? Eh hallo, newsflash: IK BEN VERDOOFD! Verwoed probeer ik van mijn mond een sluitend geheel te maken, maar ik ontbeer elke vorm van controle en beweeg lukraak mijn kaken in de hoop enigszins aan zijn verzoek te voldoen.
Pak ‘m beet twintig minuten nadat ik de behandelkamer betrad zijn mijn kies en de portemonnee van de tandarts gevuld en keer ik huiswaarts. Het zal nog zo’n vijf uur duren voordat de verdoving is uitgewerkt. Dit tot grote hilariteit van mijn dochters aan de eettafel.
Volgende maand is mijn verstandskies aan de beurt. Het lijkt wel een gebit zonder einde…