Er was eens een Guinees biggetje, ook wel cavia geheten,
en zoals het een cavia betaamt, hield hij enorm veel van eten.
Hij werd liefdevol verzorgd door een oud alleenstaand wijffie.
Nu weer eens een stukje witlof, dan weer eens een blad andijvie.
De oude vrouw was slecht ter been, net zo kreupel als mijn rijm.
Ze dronk de ganse dag door kopjes thee, met een beetje honing en wat tijm.
Plots werd ze door haar oudste dochter uitgenodigd voor een weekend weg.
Even met haar neus uit de geraniums, wat een heerlijke gedachte zeg!
Maar hoe moest dat met haar huisdier nu, in haar afwezigheid?
Daar wist haar dochter wel iets op, zei zij in haar onnozelheid.
Het hele hok werd volgestort met groenvoer voor drie dagen,
waarop de cavia al snel aan al dat lekkers zat te knagen.
Nu is eten voor een cavia met stip het hoogste doel,
daarom kent zo’n diertje geen verzadigingsgevoel.
Het beestje at maar en hij at maar, propte alles in zijn lijffie.
Hij smulde van de witlof en genoot van de andijvie.
Zonder dat hij het besefte begon zijn maagje op te zwellen,
terwijl er niemand in de buurt was om even 112 te bellen.
En toen, bij het laatste stronkje witlof dat hij at,
is hij van ellende uit elkaar gespat.