Donker oranje

Onlangs viel er een herinnering van de RDW op de deurmat; of ik alsjeblieft niet wil vergeten dat mijn rijbewijs binnenkort verlengd moet worden. Als mijn functie zich liet omschrijven als ‘het zich laten omringen door irritante en asociale medeweggebruikers’, dan stond ik aan de vooravond van een verlenging van mijn ambtstermijn met tien jaar.

Met de brief in mijn hand dacht ik met weemoed terug aan de dag, bijna twintig jaar geleden, dat ik op moest voor mijn praktijkexamen. De wekker ging al voor dag en dauw, want het lot had bepaald dat ik tot de eerste lichting geëxamineerden van de dag behoorde. Dientengevolge werd ik al om 7:00 uur opgehaald door mijn rijinstructeur voor een generale repetitie. Die verliep ronduit dramatisch. Slecht bochtenwerk en een zo goed als geschepte fietser zorgden niet bepaald voor een confidence boost. Uiteindelijk reed ik strontzenuwachtig het parkeerterrein van het CBR op, dat gevuld was met een bontgekleurde alliteratie aan auto’s met een ‘L’ erop. Omdat ik examen deed in Rotterdam, prijkten op veel daken exotische bedrijfsnamen als “Döner Kebap” en “Sunil”; de haren van Geert Wilders zouden er recht van overeind gaan staan.

De wachtruimte was gevuld met een horde puisterige pusvulkanen van amper 18 jaar oud. Ikzelf was toentertijd 23 en voelde me een beetje als Vader Abraham te midden van een groep smurfen. Het vertrek stond stijf van de zenuwen en er hing een penetrante, karnemelkachtige lucht. Tegen zulke grote hoeveelheden angstzweet is kennelijk geen deodorant opgewassen.

Enkele minuten voor executietijd werden een voor een de namen van de kandidaten omgeroepen. Net als vroeger bij gymnastiek duurde het wachten op mijn naam hemeltergend lang, maar juist op het moment dat ik dacht: “Hè wat jammer nou, ik sta niet op de lijst. Biertje?!” schalde mijn naam dan toch door de luidsprekers om zijn weg te vervolgen door merg en been.

De examinator had weinig gemeen met de beul die ik mij van tevoren had ingebeeld. Na een vriendelijke uitleg van wat me te wachten stond en het mij laten oplezen van een kenteken om vast te stellen dat ik niet blind was, ging het examen van start. Het was erg druk op de weg die ochtend. Collectief verkeersregels negerende automobilisten en scholieren die vier breed naast elkaar fietsten stelden mij op de proef; eentje die ik verrassend genoeg met glans leek te doorstaan. Tegen mijn gewoonte in anticipeerde ik volop en nam telkens de juiste beslissingen. Het vertrouwen in mezelf en in een goede afloop groeide gestaag, totdat ik ongeveer een kilometer voor de eindstreep een verkeerslicht naderde dat klaarblijkelijk al een tijdje op groen had gestaan. Alsof de duvel ermee speelde sprong het uitgerekend op zo’n ongelukkig moet-ik-nu-in-de-ankers-of-niet-moment op oranje. Wat nu? In een split second besloot ik door te rijden en passeerde donker oranje. Of was het toch al licht rood?

Eenmaal teruggekeerd en gezeteld aan het bureau van de examinator, volgde het verlossende woord: “Gefeliciteerd, je bent geslaagd”. Toch donker oranje dus, of misschien wel een toegeknepen oogje van de examinator omdat ik verder zo’n retegoed examen had afgelegd. Niet één fietser geschept. Ik was trots op mezelf!

Beoordeel deze column